Bij een ongeval op het Spaanse eiland Las Palmas is de jonge danseres en choreografe Mirjam Bos overleden na een val in een ravijn. Mirjam Bos danste onder meer bij Piet Rogie en Beppie Blankert. In 1993 maakte zij haar eerste dansvoorstelling ‘A4’, gevolgd door ‘X’ in 1996 en ‘Delerium’ in 1999. (Volkskrant, 12/1/01)
Het Amsterdamse theater De Balie heeft de aankondigingen van het toneelstuk ‘Adolf’ op het gebouw bij het Leidseplein aangepast. De voorstelling van de Britse acteur en regisseur Pip Utton staat deze week nog een keer in Amsterdam. Daarna gaat het stuk op tournee naar andere steden in het land. Op advies van de politie heeft De Balie woensdagavond gezorgd dat de swastika’s op de posters gedeeltelijk zijn afgedekt. Nu zijn alleen maar halve swastika’s zichtbaar, aldus een woordvoerster van het theater. Verder is een uitleg over de aard van de voorstelling aangebracht. Overigens was er volgens het Meldpunt voor Discriminatie niets mis met de posters, stelt de woordvoerster. “Het ging duidelijk over een toneelstuk en Hitler was ook maar gedeeltelijk afgebeeld.” (ANP, 11/1/01)
Een poster voor een toneelstuk over Adolf Hitler in de Balie heeft voor commotie gezorgd. Het Meldpunt Discriminatie heeft diverse klachten gekregen van voorbijgangers die zich storen aan de afbeelding van Hitler met een hakenkruis op de achtergrond. De affiche hoort bij de voorstelling ‘Adolf’ van de Engelse theatermaker Pip Utton. Het Meldpunt Discriminatie kan er niet voor zorgen dat de afbeelding verdwijnt. De directie van De Balie heeft besloten dat de posters bijven hangen. De voorstelling ‘Adolf’ gaat woensdag in première en is tot zondag te zien. (AT5, 10/1/01)
De plannen van Ad Melkert zijn door de kunstwereld met grote scepsis ontvangen. De bezwaren komen grotendeels op hetzelfde neer: lagere overheden zullen kunst en cultuur een lage prioriteit geven. “We worden dan heel gemakkelijk ingeruild voor een extra lantaarnpaal”, zegt Jan Nijsten van Opera Zuid; “Ze hebben liever een politieman erbij dan een violist.”, aldus Stan Paardekooper van het Noordhollands Philharmonisch Orkest; kortom: “Gemeenten denken vaak meer in stenen dan in mensen.”, vat Alex Kühne, zakelijk leider van Oostpool, samen.
De drie vrezen een terugkeer naar de tijden van voor de Kunstenplansystematiek, toen lokale overheden de kunstpolitiek bepaalden. Kühne: “Vroeger zat hier in Arnhem Toneelgroep Theater met wel twaalf lokale subsidiënten. Die sprokkelde bij alle omringende gemeentes geld bij elkaar.” Dennis Molendijk, zakelijk coördinator van het Noord Nederland Toneel, denkt ook dat Melkerts plan de subsidiestroom kwetsbaarder zou maken: “Wij krijgen nu alleen subsidie van het rijk en dat bevalt goed. We praten met één partner, dat geeft helderheid en continuïteit. Melkerts plannen lossen niets op. Je blijft met die hectische vierjaarlijkse kermis zitten. Het verandert zo alleen in een stadskermis.” (NRC, 9/1/01)
zie ook: Melkert adviseert Van der Ploeg
Toespraak van PvdA-fractievoorzitter Ad Melkert op maandag 8 januari ter gelegenheid van de gezamenlijke Nieuwjaarsreceptie van podiumkunstenorganisaties en het Amsterdamse Uit Buro in het Muziektheater te Amsterdam.
De acteurs mogen in de loop van de tijd zijn vervangen, het stuk zelf staat nu alweer 12 jaar op het repertoire. Eén keer in de vier jaar wordt het opgevoerd, het koningsdrama van de Cultuurnota. Met een bewindspersoon voor cultuur die het evenals Claudius nooit goed kan doen. Met de Raad voor Cultuur in de rol van diens perfide raadsman Polonius. Met de kunstwereld in zijn vertolking van de opstandige Hamlet die roept dat de gifbeker bij de verkeerde terechtkomt.
Hoewel je iedere keer denkt dat de lijken waarmee het toneel bij het vallen van het doek is bezaaid nooit meer op zullen staan, valt dat achteraf reuze mee. De acteurs staan gewoon weer op en uiteindelijk blijkt dat het overgrote deel van de subsidieaanvragen is gehonoreerd. Na de laatste voorstelling bleken er per saldo 130 nieuwe instellingen door het rijk te worden gesubsidieerd. Het brede cultuurbudget is in deze kabinetsperiode gestegen met structureel 260 miljoen.
The rest is silence. Tot vier jaar later dezelfde gedaanten vanuit de coulissen treden om hetzelfde stuk maar weer eens op te voeren, de tragedie van de cultuurnota. Is hier de hand van Johan Doesburg zichtbaar? Of is there really something rotten in the State of culture?
De laatste opvoering van de Cultuurnota heeft het publiek zeker niet tot staande ovaties gebracht. Dit keer leek de voorstelling op zo’n stuk waarin je van tevoren ziet aankomen hoe iemand op een goedgekozen verkeerd moment uit de slaapkamerkast stapt. Dat vereist een timing die niet ieder Kamerlid is gegeven. Het was nog een geluk dat ons de anticlimax bleef bespaard. Een selectie uit de negatieve adviezen van de Raad voor Cultuur moest door alwéér een commissie tegen het licht worden gehouden.
Zei niet Thorbecke op 15 september 1862 in het Kamerdebat Kunst en wetenschap: al of niet eene regeringstaak: “De regering is geen oordelaar van wetenschap en kunst.” ?
Met de huidige praktijk van het vierjaarlijkse oproer rond de Cultuurnota is precies het tegenovergestelde bereikt van wat Thorbecke bedoelde. Het cultuurdebat is zo langzamerhand een wonderlijk mengsel geworden van ongelijksoortige vraagstukken en beslissingen. Niet alleen zijn er grote verschillen per discipline, maar ook tussen grote en kleine instellingen. Tussen instellingen die landelijk of lokaal opereren. Tussen gevestigde en beginnende gezelschappen. De gehanteerde criteria liggen daarbij voortdurend onder vuur. Wat een debat over de rol van overheid en kunst in de samenleving zou moeten zijn, ontaardt meer en meer in een ordinaire strijd om de centen. Het belang van regionale binding en van het internationale perspectief komt door de gekozen aanpak onvoldoende uit de verf. De systematiek van de Cultuurnota is niet langer houdbaar.
Een herhaling van de voorstelling van 2000 wensen wij u noch onszelf toe. Wat mij betreft is het tijd voor een nieuwe coalitie tussen kunst en politiek.
Hoe komen we tot zo’n nieuwe coalitie?
De grote vraag is: waar begint en eindigt de verantwoordelijkheid of aanspreekbaarheid van overheid en politiek?
Een goede kapstok is de recente verkenning van de Boekmanstichting en het Sociaal en Cultureel Planbureau Cultuur tussen competentie en competitie. Andries van den Broek en Jos de Haan bespreken daarin verschillende toekomstscenario’s. Van een marginalisering waarin kunst en cultuur het afleggen tegen banale vormen van vermaak, via een scenario van consolidering tot aan een spectaculaire herwaardering van de cultuur waarin de kunst de concurrentiestrijd met het vluchtige amusement glansrijk doorstaat. Het opvallende is dat zij sceptisch staan tegenover de mogelijkheden van het overheidsbeleid om de feitelijke ontwikkeling te beïnvloeden. Maar tegelijk dagen zij beleidsmakers uit om dit te weerspreken.
Die uitdaging neemt de Partij van de Arbeid aan. We voelen ons zeer gemotiveerd om de wegen te verkennen èn in te slaan die tot herwaardering leiden. Een samenleving die rijker wordt en rijk wil blijven zet zich schrap voor een kwaliteitssprong die de materiële welvaart verbindt met ruimte voor initiatief en creativiteit. Niet primair geleid door de boekhouding van kosten en baten, maar als uitdrukking van een maatschappelijk klimaat waarin kunst als méér dan franje of luxe wordt gezien. Daarin respecteert en waarborgt de overheid de ruimte voor de autonome ontwikkeling van de kunsten zelf. Zonodig corrigeert zij de markt, bij voorbeeld als het gaat om de boekenprijs. De overheid gaat er vanuit dat een florerend kunstleven waardevol is voor mensen, de samenleving en voor de economie. Maar ze bemoeit zich niet met de kwestie wat die waarde is en hoe die gemeten moet worden.
Naast de bescherming van de kunst en de verspreiding ervan is het van grote betekenis dat de overheid de pluriformiteit van de kunstuitoefening waarborgt. Dat raakt niet alleen de kunst zelf, maar ook de individuele keuzevrijheid van de mensen. Dat de vertoning van de film over Ajax in Rotterdam is doorgegaan toont niet alleen hoe het kan, maar vooral hoe het moet. Het onmogelijk maken van zo’n vertoning is onaanvaardbaar. Zoals het ook onaanvaardbaar is dat een regisseur en acteurs zich gedwongen voelen hun theaterproduktie niet tot uitvoering te brengen. Het is niet alleen een zorg voor regisseur Gerrit Timmers dat ‘Aïsja en de vrouwen van Medina’ van het programma Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 moest worden gehaald. Het gaat ons allemaal aan. De politieke democratie dient deze vrijheid te waarborgen. Het ligt in de rede dat het kabinet deze gang van zaken niet alleen voor kennisgeving aanneemt.
Ik hoor u al denken: wanneer komt het verhaal dat de kunst toch vooral de verheffing van het volk moet dienen? Inderdaad: de sociaal-democratie heeft terecht veel nadruk gelegd op de verheffende en educatieve werking van kunst en cultuur. Die ambitie is wat mij betreft niet veranderd, hoogstens de wijze waarop daaraan vorm en inhoud wordt gegeven. Juist in een geïndividualiseerde samenleving heeft kunst een maatschappelijke schakelfunctie. Kunst toont niet alleen de waarde van schoonheid, maar brengt ook een dieper inzicht in de wereld om ons heen. Oefent kritiek uit. Stelt het vanzelfsprekende ter discussie. Verhevigt de realiteit. Loopt op ontwikkelingen vooruit. De kunst die we zo verstaan gaat allianties aan om steeds grotere groepen mensen hiermee kennis te laten maken, eraan te laten deelnemen. Die kunst moet weer kind aan huis zijn in scholen die opvoeden in meer dan de materie alleen.
Als ik nu zou ophouden zou dat vrijblijvend zijn. Dat wil ik niet. Bovendien ligt dat niet in m’n aard. Mag ik u wat suggesties voorleggen?
Laten wij afscheid nemen van de huidige vierjaarlijkse molensteen van de Cultuurnota. Wij moeten op zoek gaan naar een nieuwe culturele infrastructuur. Daarin past minder bureaucratie en een scheiding van verantwoordelijkheden in de toekenning van overheidsmiddelen. Meervoudige beoordeling van dezelfde kunstinstelling door Rijk en Regionale overheid dient te verdwijnen. Beoordeling op grond van kwaliteit en op grond van bereik worden uit elkaar gehaald.
Scheiding van verantwoordelijkheden betekent dat in het algemeen over subsidie wordt beslist op de plek waar de kunstinstelling cultureel is ingebed. Financiering door verschillende overheden moet in beginsel worden vermeden. Dat maakt het ook beter mogelijk waar dat nodig is te onderscheiden naar kwaliteit en bereik. Zoals de vraag of een op de jeugd gericht gezelschap een creatieve relatie met de scholen onderhoudt. Of een ‘eigen’ bespeler voor de stadsschouwburg gewenst is. Of er sprake is van een gezelschap dat een eigen publiek aan zich gebonden heeft.
Dit sluit ook beter aan op het nu wel eens verwaarloosde feit dat gemeenten en provincies samen twee keer zoveel geld uitgeven aan cultuur als de rijksoverheid.
Op dat niveau moeten particulieren meer worden uitgedaagd in de kunst te investeren. Dat is de reden waarom ik de regering heb uitgenodigd met fiscale voorstellen te komen waardoor dit aantrekkelijk wordt.
In deze opzet is het Rijk verantwoordelijk voor de subsidiëring van een beperkt aantal musea, ensembles en gezelschappen die beoordeeld worden op kwaliteit, continuïteit en internationale betekenis. Daarnaast wordt het een belangrijke taak van de overheid om het internationale cultuurbeleid op te waarderen. Niet alleen moet cultuur een exportproduct zijn, er is ook de enorme uitdaging om meer te gaan doen met het multiculturele aspect van onze westerse samenleving. Op dat punt kan een min of meer natuurlijke internationale uitwisseling op het hoogste niveau van de kunsten en culturen tot stand worden gebracht. In de wisselwerking met bijvoorbeeld de herkomstlanden liggen enorme kansen die ook de waarde van onze cultuur kunnen verhogen.
De Raad voor Cultuur, die Knecht van Twee Meesters die tegelijk de advisering en de verdeling wil dienen, wordt in een ander pak gehesen. In een andere culturele infrastructuur kan de Raad zich richten op het vervullen van een zuivere adviesrol voor regering en parlement over het cultuurbeleid. Daarbij gaat het om de toereikendheid van de culturele infrastructuur zelf en de kwalitatieve ontwikkeling van afzonderlijke kunstsectoren.
In een nieuwe opzet van onze culturele infrastructuur zullen er altijd instellingen en activiteiten zijn die niet onder te brengen zijn in landsdelen en grote gemeenten. Het gaat dan om activiteiten van nationale en internationale betekenis. Wij kunnen hierbij denken aan de grote festivals en kunstmanifestaties. Maar ook aan bijzondere producties die het reguliere werk van een instelling overstijgen. Daarvoor zal altijd een eigen geldstroom moeten bestaan. De vraag is echter of de Rijksoverheid hier bij de verdeling van het geld de hoofdrol moet blijven spelen. Er zou dan ook een zelfstandig Fonds voor de Kunst moeten komen of de bestaande sectorfondsen zouden hiervoor verantwoordelijk moeten worden. Voorop staat dat het hier moet gaan om activiteiten die van nationale en internationale betekenis zijn.
Nieuwe initiatieven, nieuwe media, het nieuwe Europa en ook nog hier en daar flink verouderde arbeidsvoorwaarden zijn even zovele redenen voor een krachtig slotakkoord aan deze monoloog van Hoop en Verlangen. Als we erin slagen in de nieuwe coalitie tussen kunst en politiek het fundament te leggen voor een lang en gelukkig cultuurleven dan moet er ook een politieke meerderheid te vinden zij voor het geleidelijk bereiken van een duurzaam niveau van 1% van de rijksuitgaven voor cultuur. Samen met Thom de Graaf heb ik hierover een motie ingediend.
Bij deze gelegenheid wil ik U allen graag danken voor de overstelpende wijze waarop is blijk gegeven van de vreugde hierover en de genegenheid die daaruit is opgebloeid voor het enige theater dat wordt gesubsidieerd zonder dat entreegeld wordt geheven. U blijft daar dus van harte welkom met uw opbouwende suggesties, in het vertrouwen op een gelukkig nieuwjaar voor allen die de coalitie van kunst en politiek een warm hart toedragen.
Ad Melkert
Ad Melkert is Fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer.
Naast Rotterdam is ook Porto dit jaar Culturele Hoofdstad van Europa. In Portugal heeft men echter heel wat meer problemen dan in Nederland, ondanks het veel hogere budget: 473 miljoen gulden, tegenover 52 miljoen voor Rotterdam. Een derde van het Portugese budget gaat naar de vernieuwing van de binnenstad van Porto. De werkzaamheden zijn echter nog lang niet af en de binnenstad is een modderbad geworden: op de belangrijkste winkelstraten zijn geen trottoirs. Dit leidde tijdens de feestdagen tot een enorme strop voor de winkeliers, omdat het winkelende publiek massaal malls buiten het stadscentrum bezocht. Ook de verbetering van de culturele infrastructuur, waar een derde van het budget voor bestemd is, loopt niet geheel volgens plan. Alle musea van de stad staan in de steigers en het door Rem Koolhaas ontworpen Casa da Musica, wat het kroonjuweel van het festival had moeten worden, komt in 2001 helemaal niet af. Op dit moment is van het gebouw alleen een hele diepe bouwput te zien. De rest van het budget (na aftrek van organisatiekosten en overhead 13 procent) is voor de programmering. Daarmee zijn nog de minste problemen, al is het programmaboek bijna nergens te koop: de boekhandels zagen er geen brood in. Het programma is bestaat voornamelijk uit Hoge Kunst: de Royal Shakespeare Company komt en daarnaast veel opera en concerten onder leiding van Pierre Boulez en Rostropovich. De winkeliers van de binnenstad zullen zaterdag tijdens het openingsconcert hun ongenoegen laten blijken door in het zwart gekleed te komen. (AD, 8/1/01)
zie ook: Er komt een opera over Erasmus
“Kunt u de beleefdheid opbrengen naar de heer Melkert te luisteren!” met deze woorden probeerde men de opgewonden goegemeente tot stilte te manen. Op de gezamelijke nieuwjaarsborrel van de AUB, VNT, CJP, DOD, VSCD en nog één of twee was men zo intens verdiept in conversatie en bitterballen dat het niet iedereen opviel dat de fractie-voorzitter van de PvdA een toespraak hield. Terwijl ook Melkert vindt dat het allemaal anders moet: “Wij moeten op zoek naar een nieuwe culturele infrastructuur.” De PvdA-leider vindt dat de Raad voor Cultuur zich moet richten op het vervullen van een adviesrol voor regering en parlement. Melkert betwijfelt of de rijksoverheid bij de verdeling van het geld voor cultuur een hoofdrol moet blijven spelen. De overheid zou zich moeten beperken tot het subsidiëren van een twintigtal grote culturele instellingen met (inter)nationale uitstraling. De rest van de beoordeling zou aan provincies en gemeenten moeten worden overgelaten. Een nieuw, zelfstandig Fonds voor de Kunst is een oplossing voor instellingen die buiten deze verdeling tussen hogere en lagere overheden vallen.
In een eerste reactie noemt Rick van der Ploeg de plannen van Melkert “een interessante bijdrage aan de discussie”. Rick was niet betrokken bij de formulering van deze toespraak, maar volgens hem leefde binnen de PvdA-fractie al enige maanden het verlangen om “de regionale factor te benadrukken”. Eind januari stuurt Van der Ploeg een brief naar de Tweede Kamer, waarin hij “een aantal varianten agendeert” voor een nieuw stelsel van kunstsubsidiëring. In februari volgt een advies van de Raad voor Cultuur, in maart komt Van der Ploeg met een definitieve notitie. Winnie Sorgdrager, voorzitter van de Raad voor Cultuur, wil nog niet inhoudelijk reageren op de voorstellen van Melkert. “Er zullen nog andere voorstellen volgen, die we allemaal rustig gaan bekijken. Zelf zijn we ook bezig met een evaluatie.” (VNG & NRC, 8/1/01)
zie ook: Op weg naar een nieuwe coalitie tussen kunst en politiek
Erotische gedichten van de Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade worden vanaf 10 januari door het Handtheater in gebarentaal uitgevoerd. De voorstelling ‘O Amor Natural’ (de liefde natuurlijk) wordt al dansend en gebarend door zes acteurs gespeeld. Productieleidster T. Vossen: “Het is voor het eerst dat we een voorstelling met een dergelijke erotische strekking spelen.” Ze wil niet te veel verklappen, “maar het woord ‘bed’ geven wij inderdaad aan met een horizontaal gebaar.” De voorstelling is ook toegankelijk voor horenden. “Normaal hebben we iemand die gebarenvoorstellingen voor horenden ‘tolkt’, maar gezien het karakter van deze voorstelling geven we vooraf de gedichten op schrift aan het publiek.” (ANP, 5/1/01)
Het theaterstuk ‘Een sprookje over de dood’ is binnenkort opnieuw te zien in een aantal crematoria. In februari zorgde het stuk voor 8 keer een uitverkocht crematorium in Groningen. De voorstelling van Fenneke Wekker was onderdeel van de marathon MachineFabriek 2000 voor jong theatertalent van het Noord Nederlands Toneel en gaat over de dood en hoe mensen daarmee omgaan. Volgens Wekker is een crematorium de perfecte locatie voor het stuk. ‘Een sprookje over de dood’ zal in januari en februari te zien zijn in uitvaartcentra in Beuningen, Rotterdam, Rijswijk en Utrecht. (ANP, 16/12/00)
zie ook: Krakeling bestaat 20 jaar
Joop Braakhekke repeteert zich suf aan zijn kookrevue. Dat hij alles zelf doet, dansen, zingen en koken is mede een kwestie van geldgebrek. “Ik was graag naar de academie gegaam en had gezegd “goh, zijn hier niet twaalf leuke jongens die als kok het corps de ballet willen vormen?” Het recept is goed maar er is geen tijd om er een leuke saus bij te maken, zullen we maar zeggen.” (AD, 16/12/00)
zie ook: Joop Braakhekke bakt ze bruiner
Er zijn geen minirecensies gevonden.
1997. Theatergroepen hadden namen als Bewth, Independance, Het Oranjehotel, Carrousel, Art & Pro, De Federatie of Theater van het Oosten. Het Ministerie van OC&W stond in Zoetermeer, Aad Nuis was er staatssecretaris. Websites bouwde je in HTML.