Het leek een slimme keuze van Christina Hauge om voor haar afstuderen Strindberg’s ‘Spooksonate’ te regisseren. Dit stuk uit 1907 dat zoveel invloed had op de ontwikkelingen van het theater van de 20e eeuw, biedt veel mogelijkheden om de regiekwaliteiten te tonen. Voortdurend schakelt de schrijver tussen surrealistische en realistische gebeurtenissen. Hij voert spookfiguren en doden op, mysteries worden onthuld en geschapen; de liefde geneest niet maar eist een dodelijke tol. De verwachting was dat een beginnende theatermaker zich hierin flink zou kunnen uitleven.
-door Cecile Brommer
‘Spooksonate’ speelt zich af in en rond een groot herenhuis waar spookfiguren, gekken en doden ronddwalen. Voor de deur ontmoet de hoofdpersoon, een hulpvaardige, wat naïeve jongeman, een gepensioneerde bankdirecteur. De oude man wekt zijn interesse voor een mooie jonge vrouw die zijn dochter blijkt te zijn, verwekt bij een van de bewoners van het grote huis. De man wil een rekening vereffenen met de bewoners, maar als hij met zijn onthullingen de macht denkt over te nemen, komen ook zijn eigen wanddaden en leugens aan het licht.
Het is de moeder van zijn dochter, een vrouw die als een papegaai in een kast leeft, die de directeur ontmaskert. Ze sluit hem in haar eigen kast op, waar hij zich verhangt. De jongeman heeft inmiddels kennisgemaakt met de dochter. Ook zij is gevangen in een net van leugens en bedrog. Maar als de jongen de sluiers van geheimzinnigheid oplicht, sterft zij. De jongeman moet zijn liefde voor de waarheid en vrijheid bekopen met de dood van zijn beminde.
Christina Hauge heeft ervoor gekozen historisch lijkende kostuums en een wat verouderde vertaling te gebruiken, maar de personages over het algemeen te laten spreken als hedendaagse mensen. Dat botst en dat is interessant om te zien. Ze lijkt voor deze keuze geïnspireerd door de voorstelling ‘De wilde eend’ van Toneelgroep Amsterdam waar ze stage liep. Regisseur Gerardjan Rijnders gebruikte in deze voorstelling uitvergrote, historische kostuums, compleet met opplakneuzen, voorhangbuiken en brillen, en een hedendaags taalgebruik. Maar de bewegingen van de personages waren eveneens uitvergroot, karikaturaal en komisch. Gezuiverd van sentiment was de boodschap helder: zonder verbeelding kun je niet leven en de liefde is belangrijker dan de waarheid.
Er zijn nog meer overeenkomsten tussen de voorstelling van Rijders en die van Hauge. Ook in ‘De wilde eend’ wil een jongeman een meisje verlossen van de leugens in haar leven en vermoordt hij daarmee degene die hij wilde helpen. En zowel bij Rijnders als bij Hauge speelt Gunilla Verbeeke de jonge dochter die te gronde gaat aan de beste bedoelingen van de waarheidlievende buitenstaander. Hier houdt de vergelijking echter op. Waar Rijnders een treffende theatrale vertaling vond voor de essentie van de voorstelling, concentreert Hauge zich te veel op het uiteenzetten van de uiteindelijk niet zo boeiende situatie.
Dat bijvoorbeeld de vrouw als een papegaai spreekt en zich beweegt, gaat snel vervelen als het niet aanzet tot denken, lachen of huilen. De regisseur schept te weinig ruimte voor reflectie, humor en fantasie. Wat mysterieus is bij Strindberg, of hilarisch en schrijnend bij Rijders, is bij haar realistisch en onverhuld. En daarmee maakt ze het de toeschouwer bijzonder lastig zich met de motieven van de personages dan wel de regisseur te verbinden. In de ouderwetse kostuums en speelstijl, lijken de acteurs een reconstructie neer te zetten. Het drama wil niet over het voetlicht komen, het bereikt alleen de ogen en oren en helaas niet het hart.
Gezien: 15 juni 2003
zie ook: Minirecensies: ‘Spooksonate’
De nieuwste generatie Halina Reijntjes, Chris Nietveldjes en Hugo Koolschijntjes opende gisteravond het ITs. De eerstejaars van de toneelschool deden een blote dansperformance met onverwacht succes: het regende pijpenstelen!
Een ervaring die ik sinds de oprichting van onze groep nog niet heb meegemaakt is de ontroering van toeschouwers. Nu is dat ook niet zo vreemd. Polly Maggoo bestaat sinds 2000 en maakte in die hoedanigheid een serie van acht experimentele voorstellingen en een halfgeslaagde toneelwestern. Maar door de keuze van ‘Op Hoop van Zegen’ is er niet enkel sprake van emoties in het stuk, maar zeker ook bij de toeschouwers.
We hebben het stuk natuurlijk ook daarom gekozen: als het om kunst gaat is de herinnering immers aan emotie verbonden. De stukken, schilderijen, films en concerten die ik mij het best herinner zijn die waarin ik verdriet voelde, ontroering, woede of geschoktheid. Bij ‘Op Hoop van Zegen’ heb ik, elke keer als ik het stuk las, het diepe verdriet van Knier meegevoeld. Daarom is het ook een klassieker: omdat het stuk meer nog dan op het intellectuele niveau, een uitgekiend beroep doet op de emoties van de toeschouwer. Tegelijk zit daar ook het gevaar in. Immers, het is moeilijk om de ontroering bij de lezing van een stuk te behouden wanneer dat stuk ook gespeeld wordt.
Aan de reactie van de bezoekers te zien is dat ons gelukt. Velen komen met tranen in de ogen naar buiten. Vrouwen sniffen hun zakdoeken vol, mannen stoten elkaar aan en weten zich geen houding te geven, velen willen Knier omhelzen, haar troosten en beterschap wensen. Joke Tjalsma laat het allemaal over zich heen komen. Zij is voor veel mensen samengevallen met haar rol, en wordt meer als Knier dan als Joke aangesproken. Lard, die Barend speelt in het stuk, krijgt, nu de band van zijn fiets lek is, de ene lift na de andere. Op het terras van De Grie, het restaurant van mijn oom, horen we mensen “Daar was laatst een meisje loos” zingen, het lied waarmee we aan het begin van de voorstelling uit de duinen komen lopen, en opvallend veel mensen staren mij opeens vriendelijk glimlachend aan, iets dat me vóór deze voorstelling niet vaak overkwam.
‘Op Hoop van Zegen’ ontroert de mensen, en via die ontroering zullen ze de voorstelling onthouden. Ik word hierdoor bevestigd in wat ik na de eerste lezing van het stuk al wist. Heijermans heeft een klassiek drama geschreven, waarbij je als toeschouwer wordt meegesleurd in het verdriet van de achtergebleven vissersvrouwen. Een tijdloos stuk kortom, dat een eeuw nadat het geschreven is, nog steeds de harten van mensen beroert.
Zelf ben ik niet makkelijk te ontroeren, zeker niet bij toneel. Goed, mijn eigen voorstelling ontroert mij, wanneer ik de actrices, Joke Tjalsma, Anouk Beugels en Constance Kruis, zie spelen, of wanneer de mannen een afscheidslied zingen, maar meestal behaagt toneel me meer op een denkniveau dan op emotioneel vlak.
Toch kregen een stel mannen en een vrouw het gisteren voor elkaar om mij een brok in de keel te bezorgen. Ze heten De Kift en hebben furore gemaakt met Tom Waits achtige ketelmuziek en eigenzinnige cd-hoezen. Hier op Oerol spelen ze ‘Vier voor vier’ in de manege bij Hoorn voor zeshonderd mensen. Het is een voorstelling met een onbegrijpelijk verhaal, naar aanleiding van een stuk van Daniël Charms. Maar in tegenstelling tot onze voorstelling, waar de mensen ontroerd zijn door het verhaal en het spel, is het hier de muziek die voor kippevel zorgt. Vooral de blazers, die soms uit het niets opstijgen (de Kift is een familiebedrijf, zoon zingt en speelt gitaar, vader is de trompetist) en prachtige melodieën spelen, brachten mij gisteren de tranen in de ogen. En zo wordt Oerol dit jaar langzaam maar zeker het festival van de ontroering. En het zal me nog lang heugen.
Het is opvallend hoe werkelijk iedereen de kans grijpt om naar het festival te komen. Hordes fotografen rennen rond op het eiland, soms om maar een enkele foto te nemen; Felix Meurders van de VARA presenteert roodverbrand OerolTV; tientallen recensenten, cameraploegen, radioverslaggevers en kunstenaars geven vooral het gevoel dat ze enkel op Oerol zijn omdat je hier kunt werken zonder het vakantiegevoel te verliezen.
-door Mathijs Verboom
Enige dagen na de aanvaring met de boer over onze kruizen spreken we met Joop Mulder, de oprichter van Oerol en artistiek leider van het festival. Het is zondagochtend en Anna, hoger en hoger zwanger, en ik zijn samen met Joke en Flip aanwezig bij een zogenaamd koffiegesprek op het Westerkeyn festivalterrein in Midsland, georganiseerd door NRC Handelsblad. Redacteuren Joyce Roodnat en Kester Freriks zijn op het eiland neergestreken voor een mengeling van werk en vakantie.
Ook Joyce en Kester voelen zich hier in hun element. Ze leiden het gesprek dat over het spelen van klassiekers op het eiland gaat. Aanwezig zijn, naast Polly Maggoo, ook Els Inc, die ‘Ora et Labora’ van Heijermans spelen, en Compagnie Dakar dat zich aan Ibsen’s ‘Vrouw van de Zee’ heeft gewaagd.
Waarom een klassieker spelen op het eiland Terschelling is de vraag. Het antwoord van alledrie de groepen is hetzelfde. De stukken passen op dit eiland omdat ze gaan over dan wel vissers, dan wel boeren, dan wel vrouwen die hevig naar zee verlangen.
Dit eiland is voor kunstenaars zo interessant omdat alles zich er versneld en versterkt afspeelt. Door de omringing van de zee is het weer hier onstuimiger en afwisselender dan op het vaste land. Wolken drijven hier sneller, stormen woeden intenser. Tegelijk is de dorpscultuur hier door de duidelijke afbakening van het eiland feller dan op het land. Voor kunst, waarbij meestal wordt uitgegaan van extremen, is Terschelling daarom een ideale voedingsbodem.
Nadat de vraag aldus beantwoord is wordt er dieper ingegaan op de afzonderlijke voorstellingen. Wanneer Flip over ‘Op Hoop van Zegen’ aan het woord komt vertelt hij over de boze boer en de godslasterlijke kruizen. Joop valt hem echter nuancerend in de rede. “Je moet niet vergeten dat achter jullie kruizen de lijkweg loopt, het pad waar vroeger de aangespoelde doden over werden vervoerd. Dat is voor veel Terschellingers een gevoelig punt.” Flip zwijgt. Voor ons stuk, waarin de twee laatste zonen van Knier op zee vergaan en aanspoelen, blijken we de juiste plek te hebben uitgekozen. Het maakt de reactie van de boer in ieder geval begrijpelijker.
Vandaag staat in de Moose-agenda als ‘F-day’: met de opening van het ITs breekt de festivalgekte pas goed los. Vanaf vandaag tot zondag staan er vijf festivals op het programma. En weet u wat het mooie is? Als u even niet goed oplet, merkt u er eigenlijk niets van…
Deze week heeft De Regiedagen een gapend gat in haar programmering. Valentijn Fit trok zijn voorstelling ‘Baal’ terug. Moose interviewde hem.
-door Jos Schuring
De mens
“Doordat ik nu een aantal voorstellingen gemaakt heb, ben ik meer over mezelf te weten gekomen. Zo heb ik heb mezelf meer discipline bijgebracht. In het verleden mondden repetities nog wel eens uit in veel koffie en eindeloos lullen. Ik ben nu wel scherper geworden en probeer duidelijker naar een afgerond resultaat toe te werken. Maar ik weet nog niet precies hoe het verder zal gaan met mijn werk. Ik heb gemerkt dat ik naast regisseren wel talent heb om dingen te organiseren. Op welke manier ik dat kan aanwenden, wil ik zelf nog beter uitzoeken.”
De voorstelling
“Op de regiedagen zou ik ‘Baal’ presenteren. Ik heb besloten om daarvan af te zien. De voorstelling is gemaakt en gespeeld in de grote zaal van de Theaterschool en zou aangepast moeten worden aan de maatvoering van het Rozentheater. Maar in plaats van de voorstelling qua maat aan te passen, zou ik er liever nog wat aan sleutelen om de voorstelling beter te maken. Dat kan op deze termijn niet en daarom trek ik mijn voorstelling terug. Ik wil alleen iets presenteren waar ik helemaal achter sta. Dat is nu niet het geval. Dat was een zware beslissing. Het is aan de ene kant wel een opluchting, maar ik houd er toch vooral een katerig gevoel aan over.”
Het perspectief
“Ik heb twee stages gelopen bij het Noord Nederlands Toneel, was daar regieassistent van Koos Terpstra bij de voorstelling Othello, en van Mattijs Rümke bij ‘Sympathy for the devil’. Die laatste voorstelling gaat komend seizoen op reis en ik ben dan weer betrokken bij het hernemen. Daarna kan ik naar alle waarschijnlijkheid –er moeten alleen nog wat praktische zaken besproken worden- daar weer aan de slag.”
De ambitie
“Natuurlijk wil ik heel graag blijven regisseren, maar ik wil ook graag anderen kunnen aanzetten tot het maken van iets moois. Dat kan als regisseur, maar misschien ook nog wel op andere manieren. Het liefst zou ik in de nabije toekomst bij een gezelschap of in een werkplaats aan de slag gaan.”
zie ook: Minirecensies: ‘Baal’
Zwaar aangezet zijn de grime, het accent en de bewegingen van de actrices. Even heftig stuitert de afgunst en gillende behoefte aan aandacht heen en weer tussen de drie vrouwen die zij spelen. De afstuderende regisseur Martine van As, beantwoordt de taalvirtuositeit van Werner Schwab (1958–1994) met een groteske theatervorm die in alle theatrale middelen zegeviert.
-door Cecile Brommer
‘De Presidentes’ is het eerste deel van de ‘Faecaliëndrama’s’, waarin Werner Schwab de kleinzielige genoegens en ontevredenheid van de Oostenrijkse burger te kakken zette. Hij portretteerde op een hilarische manier zijn landgenoten en ontwierp hiervoor een kunstmatige, grappige manier van spreken. De personages dichten allerlei dingen een handelend vermogen toe en beschrijven zichzelf als objecten. Martine van As laat zien dat een aantal goed gekozen handelingen de werking van de taal versterken. Er zijn nauwelijks rekwisieten, het decor is sober. Ze onderscheidt zich hierin opvallend van de legendarische opvoering door De Trust, tien jaar geleden. De nadruk ligt op de strijd om aandacht tussen de drie vrouwen die in ‘De Presidentes’ elkaar nodig hebben en elkaar het leven zuur maken.
Dikke rimpels en een zuinig mondje tekenen het gezicht van poetsvrouw Erna. Breeduit zit ze in het midden aan een lange tafel, de handen gestoken in afwashandschoenen, op het hoofd een grote bontmuts. Naast haar legt de al even nadrukkelijk aanwezige Greet haar omvangrijke boezem op tafel. Deze wulpse, niet meer zo jonge dame is gekleed in een knalroze pakje, een gouden ceintuur en pumps en een hoedje met voile. De buurvrouwen praten geëxalteerd, hoog en laag schieten de uitroepen, lachsalvo’s, berispingen en beschuldigingen over en weer. Ze bewonderen op de nieuwe televisie van Erna de paus en rollen vervolgens krijsend ruziënd over tafel. Hoed, muts en pruik vallen af; Erna knijpt Greet in haar neptieten, Greet grijpt Erna naar de strot.
Hier introduceert Werner Schwab een van zijn belangrijkste thema’s: de hypocrisie van het katholicisme, waarin de vroomheid slechts oppervlakkig is. Martine van As pakt het thema breder aan. Ze laat de hypocrisie zien van de naar aandacht snakkende mens. De personages zijn exempels van theatrale persoonlijkheden, die in hun eenzaamheid er alles aan doen om in het middelpunt te staan. De derde vrouw, die in het begin van de voorstelling op verzoek van Erna en Greet onder tafel uitkruipt, is Marietje. Zij haalt de verstopte plees van de rijken met haar blote handen leeg en geniet daardoor de status van een heilige, zo stelt ze zelf voor. Wat kun je nog meer verzinnen om op te vallen?
Gedrieën verzinnen de vrouwen een groots feest. Uit het plafond dalen de spiegelbollen en ze verliezen zich in dromen over de mannen in hun leven. Steeds richten ze zich bij het vertellen op een punt in het publiek waar, naar later blijkt, een camera staat of heeft gestaan. Ze verdringen elkaar om in beeld te komen, een gevecht waarbij Marietje het onderspit delft. Erna trouwt met slager Wottila, waardoor ze de chef wordt in de zaak van de leverworstenkoning; Greet krijgt een vinger in haar kont van muzikant Freddy, die haar vervolgens ten huwelijk vraagt en meesteres maakt over zijn heerenboerderij.
Met moeite komt Marietje aan bod. Ze droomt over een reeks verstopte plees waar de pastoor achtereenvolgens goulash, bier en parfum in heeft gedaan. Als ze alles, inclusief het parfum heeft genuttigd, ontpopt ze zich als een engel der wrake die te lang de mond is gesnoerd. Ze stelt zich in het midden van het podium op. Gevangen door een lichtbundel veinst ze een visioen waarin de dromen die haar vriendinnen met moeite hebben opgebouwd, met een harde knal uiteenspatten. In de regie van Martine van As is ook de heilige vrouw niet zo vroom. Steeds checkt Marietje of haar woorden de gewenste uitwerking hebben op de wegkwijnende vrouwen.
Een andere opvallende ingreep van de regie is de opkomst van een blonde vrouw in een lange rode jurk. Zij steekt het podium van links naar rechts over en markeert de overgang van het eerste naar het tweede deel. Dit eindigt ermee dat de getergde vrouwen Marietje met een slagersmes de keel doorsnijden. Dan komt de vrouw in rode jurk opnieuw op en zingt een Duitstalig, klassiek lied. Is dit een knipoog van de regisseur naar het gelijktijdig georganiseerde Holland Festival dat zich er zo op voorstaat interdisciplinair te zijn?
Tot slot nemen de personages zoals de regie voorschrijft, plaats op de eerste rij tussen het publiek om te kijken hoe de voorstelling opnieuw begint. Hiervandaan zien de vrouwen een video, geprojecteerd op de achterwand van het decor, met fragmenten uit de zojuist gespeelde voorstelling. Ze slaken bewonderende of verraste kreten, en lopen vervolgens een voor een de zaal uit. Intussen loopt de video door, ook als de actrices alweer terugkomen om het applaus in ontvangst te nemen. Deze voorstelling gaat over theatraliteit en de theatrale mens, en biedt ondertussen een zeer vermakelijk, onderhoudend avondje uit.
Gezien: 14 juni 2003
zie ook: Minirecensies: ‘De Presidentes’
en ook: Interview Martine van As
Zo aardig als Ane van Haije is, zo nors is zijn vader. Al vanaf de eerste dag dat wij zijn erf betraden, bekeek hij ons met argusogen.
-door Mathijs Verboom
De vader van Ane is boer, terwijl zijn zoon zich op de horeca en appartementenverhuur heeft gestort. Het is een van de thema’s die dit jaar Oerol beheersen: het verdwijnen van de boeren. Langzaamaan verandert Terschelling een een luxe bungalowpark. De nieuwe generatie Terschellingers ziet de toekomst niet meer in het ploegen en houden van beesten, maar in het commercieel uitventen van het eiland. Daarom heeft fotografe Linette Raven prachtige foto’s van de laatste boeren gemaakt die langs de kant van de weg bij Hoorn staan opgesteld. In het langsrijden naar het festivalterrein kijken deze verweerde koppen in zwart-wit je aan met de vraag waar het in hemelsnaam naartoe gaat met het eiland.
Die vraag zien wij ook elke dag in de ogen van Ane’s vader branden als hij ons voorbij rijdt op zijn trekker. Weinig woorden maakte hij aan ons vuil, maar als hij taal in zijn mond nam, spuugde hij de zinnen uit. “Daar zou ik niet gaan zitten,” had mijn oom, zelf eilandbewoner, ons gewaarschuwd toen we in januari op zoek gingen naar een schuur. “Met die boer valt niet te praten.”
Tot ons geluk lag de verantwoordelijkheid voor onze aanwezigheid bij Ane en niet bij zijn vader, wat de oude man niet lekker gezeten zal hebben. Al op de eerste dag dat wij zijn erf betraden vergaste hij ons op enkel achterdocht, en toen Erik Whien, de regisseur, en ik besloten de laag hooi, die op de grond van de schuur lag, te verwijderen waren de rapen gaar. “Wa doe ullie?” vroeg hij terwijl hij verbeten aan kwam benen. “Wij ruimen het hooi op,” zei Erik. “Nee,” snauwde Ane’s vader, “da willik nie hebbe.” “Maar we hebben het netjes gevraagd aan Ane,” probeerde ik nog. “Da sal best, maark ben der nie blij mee.” Waarna hij met woeste tred wegliep. Even vreesde wij dat er drie vreselijke weken zaten aan te komen, tot we begrepen dat niet de boer maar zijn zoon hier de beslissingen nam.
“Dat is het generatieverschil,” vertelde Ane later. “Mijn vader ziet niet in wat Oerol voor ons oplevert, hij kan er niet aan wennen.”
Hoe waar deze woorden waren bleek vorige week toen wij het heikele plan opvatten om boven op de duinen twee kruizen te plaatsen, zodat bezoekers van onze voorstelling bij het verlaten van de schuur de graven van Kniers zonen zouden zien. Echter, we hadden de kruizen nog niet geplaatst of de oude boer stormde op ons af. “Was da?” brulde hij Flip Filz, die de reder Bos speelt, in het oor. “Dat zijn kruizen, meneer,” antwoordde Flip vriendelijk. “Das Godslastering. Da sal de goeie God nie leuk vinde. Ask da had gewete, hak nooit toestemming gegeve, en mien vrouw, die vinnet nog veel erger as ik. De goeie God sal ullie straffe, so waar ask hier sta.” Flip was wit weggetrokken terwijl de boer met een priemende vinger naar de kruizen wees. “Weg die kruize.”
We deden wat hij zei, bang als we waren dat hij gelijk zou hebben en de God’s toorn over ons zou neerdalen. Later gaf Ane wel toestemming voor de kruizen, omdat hij ze bij de voorstelling vond passen.
Nu staan ze elke dag de bezoekers van ‘Op Hoop van Zegen’ op te wachten. De vader van Ane hebben we sindsdien niet meer gezien. Die wacht thuis tot de Godslasteraars zijn erf hebben verlaten.
Dit zijn de belangrijkste punten uit het (voorlopige) programma. Zie ook het volledige programma
U bent van harte uitgenodigd om langs te komen op De 24 uur van Moose. We willen het wel graag even van te voren weten. Klik hier voor aanmelden en adresgegevens.
Er zijn geen minirecensies gevonden.
1997. Theatergroepen hadden namen als Bewth, Independance, Het Oranjehotel, Carrousel, Art & Pro, De Federatie of Theater van het Oosten. Het Ministerie van OC&W stond in Zoetermeer, Aad Nuis was er staatssecretaris. Websites bouwde je in HTML.