Waar was Annemieke Delis? Annemieke Delis was op een enorme wilde en woeste reis in Zuid- Amerika. Het was heel fijn, maar nu is ze weer blij dat ze terug is en heeft weer zin om voorstellingen te maken. We wachten vol spanning af…
Marcus kreeg samen met zijn jaargenoten Lotte van den Berg en Olivier Provily de Top Naeff prijs voor het organiseren en oprichten van De Regiedagen, die inmiddels al voor de derde keer gehouden worden.
Willem de Vlam buigt zich over Chistiaan’s ‘Hamlet’
Moose interviewde Christiaan op de Regiedagen 2002
Het was spannend, maar Christiaan heeft de Ton Lutz-prijs gewonnen.
De Regiedagen werden feestelijk geopend met een act, een toespraak, bloemen, champagne en een fotografie…
Ane van Haije heet de boer waar onze groep is ondergebracht. Voor het festival heeft hij een van onze schuren leeggemaakt aan de achterkant van zijn erf. We hebben er ons decor in gestouwd en spelen er nu iedere avond voor 45 man opeengepakt publiek.
-door Mathijs Verboom
Ook Ane zelf is met zijn vrouw komen kijken, wat ons in eerste instantie bevreesde. Beiden gaven al eerder aan weinig met toneel te hebben. “maar je bent gek als je niet meewerkt aan Oerol,” aldus Ane, “iedereen heb er iets aan op het eiland.”
Dat ‘iets’ is voor veel horeca- en pensionbezitters een jaaromzet in tien dagen. Het eiland vaart wel bij Oerol. “Over onze ruggen wordt hier een hoop geld verdiend. Wij werken ons de pleuris en zij profiteren ervan,” verzuchtte onze Kniertje Joke Tjalsma en ze heeft een punt. Deze voorstelling heeft het moeten doen zonder subsidie, op een klein bedrag van het VSBfonds na, waarvan Joke en Flip (Filz) betaald kunnen worden. “Dit stuk kan net zo goed over ons gaan,” zei Joke later. “Wij zijn arm, doen het voor niets of te weinig, terwijl de eilanders de winst opstrijken.” Daarmee is de titel van Op Hoop van Zegen profetisch geworden. Niet alleen de personages in het stuk dromen van een betere toekomst, ook onze groep hoopt erop. Wat zou het mooi zijn als Polly Maggoo via deze productie krediet wist op te bouwen bij subsidienten, publiek en recensenten. Op Hoop van Zegen dat deze voorstelling een succes wordt en deuren opent.
Hoe zouden Ane en zijn vrouw op ons stuk reageren. Ik was er niet gerust op. In mijn bewerking van het stuk zijn fragmenten opgenomen van interviews met Jan de Wit, visser van het eiland. In een van die fragmenten gaat hij ongenadig tekeer tegen de aard van de Terschellingers. “Achterbaks zijn ze. Als er ruzie is geef ik zo iemand een knal voor sijn harses, maar een Terschellinger zet het op een lopen.” Hoe zou dat bij onze gastheer aankomen?
Na afloop spreek ik ze. Ze blijken zeer tevreden met de voorstelling. Ik vraag voorzichtig naar het stuk over Terschellingers. Ze zijn het er volkomen mee eens. “Maar niet alle Terschellingers zijn zo,” waarschuwt Ane mij. Zijn vrouw duwt speels een vinger in zijn buik. “Nou, Ane, jij anders wel!” Ane lacht veelbetekenend. Met deze mensen is het goed praten.
Een dag later beledig ik twee andere eilanders met dezelfde passage zo zwaar dat ze met gebalde vuisten het erf van Ane verlaten. “Schandalig,” roept er een terwijl de ander heftig knikkend haar woede vrij baan laat. Niet alle Terschellingers willen horen hoe ze zijn. Dat belooft wat voor de komende dagen.
Een van de belangrijkste kenmerken van Oerol is het rommelige karakter. Dat is zowel een kracht als een zwakte.
-door Mathijs Verboom
De kracht betuigt zich via het enthousiasme dat duizenden artiesten, vrijwilligers en bezoekers tonen in het opzetten en beleven van het festival. De zwakte laat zich onder andere in de kaartverkoop zien. Voor onze groep was dat de afgelopen dagen een ondoordringbaar woud van optimistische kaartverkopers, die geen van allen antwoord hadden op de simpele vraag: “Hoe krijgen wij onze eigen familie binnen bij onze voorstelling???”
Niemand kent de regels, iedereen heeft eigen regels en voor velen is het een sport om ons zo verbijsterd en verbaasd mogelijk aan te kijken. “Dan moet ik u doorverwijzen, dan moet u niet bij mij zijn” is een mantra geworden dat ook nu nog in mijn kop doorzeurt.
Vanmorgen is het dan eindelijk gelukt om kaarten voor onze eigen voorstelling te bemachtigen. Nadat een dag eerder, tijdens de opening van het festival, onze hoofdrolspeelster van ‘Op Hoop’, Joke Tjalsma, de tent al bij elkaar had geschreeuwd. Zij speelt Knier in onze voorstelling en heeft er in die hoedanigheid een handje van gekregen links en rechts tikken uit te delen. Gisteren kregen de kaartverkopers het te verduren. Na een tierende monoloog van Knier konden ze niet veel meer doen dan ja en amen zeggen. Tegen Knier is niemand opgewassen. ‘In Op Hoop van Zegen’ schreeuwt ze haar zonen de zee op, bij de kaartverkoop jaagt ze vrijwilligers op de kast, overigens met het gewenste resultaat.
De opening van het festival zelf, waar het bovengenoemde zich afspeelde, was al even rommelig. Op Westerkeyn, het festivalterrein van Oerol, had zich een menigte verzameld die gezamenlijk in de stress schoot. Iedereen moest eten, kaarten kopen, drinken, de opening zien; sponsors wilden verwend worden, de familie’s van het eiland al evenzeer. Artiesten renden af en aan omdat zij binnen luttele secondes op een catwalk acte de presence moesten geven. “Dit is een ramp”, fluisterde ik Martin toe, onze drummer, “hier kan ik niet tegen. Al die mensen.”
Martin glimlachte. “Zie je iedereen, kijk maar goed, al deze mensen schieten in de stress, enkel omdat er zoveel mensen zijn. Iedereen steekt elkaar aan.”
Wat een geluk dat ik later op een verlaten strand bij Hoorn een stille voorstelling van Lotte van den Berg mocht bewonderen, met naast mij aan de ene kant de ondergaande zon en aan de andere kant de opkomende maan. De komende dagen laat ik het festivalterrein voor wat het is. Ik verkies de rust.
Vanavond opent De Regiedagen met de première van ‘De Presidentes’ de afstudeervoorstelling van Martine van As. Moose interviewde haar.
-door Jos Schuring
De mens
“Al jaren lang vind ik theater het leukste wat er is. Ik wist al heel erg lang dat ik van theater mijn werk wilde maken. Van alles wat ik heb gedaan of meegemaakt, geeft theater mij het meeste voldoening. Heb vijf jaar theaterwetenschappen gestudeerd. Ik dacht daarmee vanzelf in de theaterpraktijk terecht te komen. Dat bleek een vergissing en toen ben ik overgestapt naar de regieopleiding. Heb daardoor nu wel meer repertoirekennis en weet meer van speelstijlen, maar het nadeel was dat de studie erg theoretisch is. Met regisseren moet en wil ik veel meer mijn gevoel laten spreken. Het leuke ook van theater maken is samenwerken. Je hebt elkaar zo ontzettend nodig, kunt niet zonder elkaar. Het gevoel dat wanneer iets af is wat goed is gelukt en wat je samen hebt gemaakt, is zeer bevredigend en heel intens.”
De voorstelling
“Zit midden in de voorbereiding van mijn afstudeervoorstelling De Presidentes, een toneelstuk van Werner Schwab. Het gaat erg goed, hoewel ik momenteel wel gestresst ben. Het is toch nog wel heel veel werk, vooral wat organisatie betreft. Maar artistiek gezien loopt het prima, we hebben ook goede acteurs, dus ik zie het wel met vertrouwen tegemoet. Ik heb een voorkeur de laatste tijd voor vormelijk geconstrueerde taal, vandaar dat ik nu, na Kwartet, al weer een van oorsprong Duitstalige voorstelling maak. Ik vind dat in Nederland te veel stukken te klein zijn, te weinig over grote thema’s gaan. Het gaat toch vaak over jij en ik of over onze familie. Zo’n Heiner Müller pakt in zijn stukken de hele wereld aan. Kwartet gaat over een relatie maar gaat tegelijkertijd ook heel erg over de angst voor de dood. Die gelaagdheid, daar houd ik van. In het Engelse taalgebied vind ik alles zo realistisch. Ik kwam dan ook niet voor niets bij Pinter uit, toen ik een keer een Engels toneelstuk wilde maken.”
Het perspectief
“Is voor mij nog niet zo erg duidelijk. Ben wel wat gesprekken aan het voeren, maar dat is nog te pril, dus wat ik na de zomer doe is ook voor mezelf nog erg vaag.”
De ambitie
“Ik wil graag een eigen gezelschap met een eigen gebouw. Ik ben daar al een tijd over in gesprek met Karina Kroft met wie ik heb samengewerkt voor de Venusvliegenval. We denken aan een soort vijfjarenplan om dit te realiseren. We willen het heel erg graag vooral om in absolute vrijheid te kunnen maken wat we zelf willen. Dat eigen gebouw is noodzakelijk omdat we dan superflexibel kunnen zijn. Ik wil kunnen inhaken op actualiteit. Dat gebeurt veel te weinig in het Nederlandse theater. Mijn ideaalbeeld is eigenlijk zoiets als wat Toneelgroep Amsterdam deed met de Toneelfabriek. Als dat mag lukken, dat zou geweldig zijn.”
Mathijs Verboom speelt met zijn groep Polly Maggoo op Oerol de voorstelling ‘Op hoop van zegen’. Voor Moose houdt hij vanaf vandaag een festivaldagboek bij. Vandaag de voorbeschouwing, over lege duinen opkomende storm.
Ik heb zicht op de duinen, terwijl ik voor de schuur zit waarin vanaf morgen in het kader van Oerol vijftien keer ‘Op Hoop van Zegen’ gespeeld zal worden. Het is een wonderlijk gezicht hoe de schaduw van de wolken over de duinen glijden.
Twee weken zit Polly Maggoo nu hier en wat het meeste bij blijft is de overweldigende natuur. Enkele dagen geleden, het was een avond, liepen we met een groepje de duinen in. Op een top bleven we staan en staarden naar beneden. Voor ons, over de duinkammen, lag een laaghangende mist die in de verte overging in de zee. “Zoiets verwacht je toch niet in Holland”, fluisterde ik. “Net Scandinavië”, antwoordde iemand. We zwegen en genoten van het uitzicht. Het is de voornaamste conclusie na een week.
Hoe zwaar deze productie tot nu toe ook is met de bekende opsomming van gebrek aan geld, moeizame repetities, sluimerende conflicten, gebrekkige technische middelen, alles is vergeten en vergeven nu we eenmaal op het eiland zitten. Het simpele gegeven dat hier mogelijk is om tot in de verte de lucht te kunnen zien, zonder dat er een gebouw in de weg staat, relativeert ieder ongemak. Een deel van de groep doet deze voorstelling voor weinig of niets, een subsidie van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten werd immers afgewezen wegens “te grote ambities”, maar de plek vergoedt alles. Iedereen geniet en komt tot rust. De natuur kalmeert. Het is de reden, en het Fonds weet dat heel goed, dat Oerol tot aan de dag van vandaag overleeft… of ze nu meer krijgen dan het schamele bedrag waarmee ze ternauwernood hun organisatie draaiende kunnen houden, of niet. Kunstenaars willen op dit eiland bezig zijn of ze er nu geld voor krijgen of niet.
Op de vrije zondag besloten we op het wad te gaan lopen. Bij de wierschuur in Oosterend, het laatste dorp van Terschelling waar ‘Op Hoop van Zegen’ gespeeld wordt, liepen we blootvoets het wad op. Het was een uur of twaalf ‘s middags. Een halfuur later SMSte Riet van Oerol dat er storm op komst was. Niet veel later begon het te regenen en zagen we in de verte een grote witte golf op ons afstormen, van regenwolken. We snelden naar onze fietsen en raceten naar huis, terwijl plotseling opgestoken winden ons om de oren sloegen. Net op tijd kwamen we bij het logeeradres aan, terwijl de lucht boven ons donderde. Een dergelijke ervaring is exemplarisch voor deze productie en mijn gemoedstoestand in het bijzonder.
Ook in ‘Op Hoop’ woedt er een storm, vormgegeven door drie muzikanten, terwijl de vrouwen angstvallig wachten op hun mannen en zonen die op zee zijn.
Ikzelf zit in een stilte voor de storm, omdat er een dubbele geboorte zit aan te komen. De voorstelling zal in première gaan, maar tevens zal er iets ander het licht zien: mijn kind. Sinds gisteren is mijn vriendin Anna op het eiland om waggelend haar bevalling af te wachten. Zal het de eerste Oerolbaby worden? Of is het kind zo netjes om te wachten tot de uitgerekende datum, 25 juni, zodat ik alle voorstellingen kan spelen? Het woedt op het eiland, in mijn leven, in de voorstelling. Komt dat lezen!
Er zijn geen minirecensies gevonden.
1997. Theatergroepen hadden namen als Bewth, Independance, Het Oranjehotel, Carrousel, Art & Pro, De Federatie of Theater van het Oosten. Het Ministerie van OC&W stond in Zoetermeer, Aad Nuis was er staatssecretaris. Websites bouwde je in HTML.